Als ouders het gezamenlijk gezag uitoefenen over een minderjarig kind, dan bepalen ze gezamenlijk de woonplaats van het kind. In het geval één van de ouders wil verhuizen met het kind, dan heeft deze ouder toestemming nodig van de andere ouder. Mocht de andere ouder echter weigeren om toestemming te verlenen, dan kan de rechtbank verzocht worden om op grond van artikel 1:253a lid 1 BW vervangende toestemming te verlenen.
Het is vaste rechtspraak dat bij een beslissing om al dan niet vervangende toestemming te geven om met een kind te verhuizen, alle omstandigheden in acht worden genomen en alle betrokken belangen worden afgewogen, waaronder:
Bij zijn beslissing op een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing zal de rechter het belang van het kind voorop stellen. Aangezien de rechter echter alle omstandigheden van het geval in acht dient te nemen, kan dit er in voorkomend geval toe leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind.
Uit de jurisprudentie valt op te maken dat het belangrijkste argument de noodzaak tot verhuizen blijkt te zijn. Er moet een zwaarwegende reden zijn om te verhuizen. Is die er niet dan lijkt een verzoek weinig kansrijk te zijn. Is er wel een noodzaak, dan moet die gewenste verhuizing goed doordacht worden en zal er een duidelijk plan aan de achterblijvende ouder moeten worden gepresenteerd. Aandacht moet worden gegeven aan alternatieven en aan de kosten die dit met zich meebrengt, waar de verhuizende ouder zo veel mogelijk zijn en/of haar steentje dient bij te dragen.
Het moge duidelijk zijn dat aan het verlenen van vervangende toestemming om naar het buitenland te mogen verhuizen, zwaardere eisen worden gesteld dan aan een verhuizing binnen Nederland.
Heeft u plannen om met de kinderen te gaan verhuizen en weigert de andere ouder hiervoor toestemming te verlenen? Of bent u juist de ouder die het niet eens is met de verhuisplannen van de andere ouder met de kinderen? Neem dan contact op met Spooren Advocatuur voor meer informatie.